Wat is de rechtsplegingsvergoeding?
De rechtsplegingvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijkgestelde partij (art. 1022 Ger.W.).
Deze is logischerwijze te betalen door de partij die door de rechter in het ongelijk wordt gesteld.
Om welbepaalde redenen kan de rechter afwijken van de basisbedragen en binnen de wettelijke grenzen een afwijkend bedrag toekennen. Dit kan meer bepaald omwille van navolgende redenen:
- de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag van de vergoeding te verminderen;
- de complexiteit van de zaak;
- de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij;
- het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.
De RPV zal steeds kunnen teruggevorderd worden in burgerlijke zaken. In strafzaken is dit slechts het geval in een beperkt aantal situaties.
Bij K.B. van 26/10/07 werden de bedragen van de RPV op indexeerbare wijze vastgesteld:
Artikel 1. De basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek worden vastgesteld in dit besluit.
De bedragen worden vastgesteld per gerechtelijke band en ten aanzien van elke partij die door een advocaat wordt bijgestaan. Wanneer eenzelfde advocaat in eenzelfde gerechtelijke band verscheidene partijen bijstaat, wordt de rechtsplegingsvergoeding onder hen verdeeld.
Geen vergoeding is verschuldigd wegens handelingen verricht voor een gerecht waaraan de zaak bij beslissing van de arrondissementsrechtbank is onttrokken, of indien een gerecht zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de bevoegde rechter.
Zo ook is geen vergoeding verschuldigd indien de verweerder of de gedaagde in hoger beroep vóór de inschrijving van de zaak op de rol, de vordering inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten.
Ingeval de verweerder, of de gedaagde in hoger beroep, na de inschrijving op de rol, de vordering inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten, is het bedrag van de vergoeding gelijk aan één kwart van de basisvergoeding, zonder hoger te kunnen zijn dan € 1.000,00.
Artikel 2. Met uitzondering van de aangelegenheden bedoeld in artikel 4 van dit besluit wordt de rechtsplegingvergoeding voor geschillen die betrekking hebben op in geld waardeerbare vorderingen, vastgesteld als volgt:
* | Basisbedrag | Minimumbedrag | Maximumbedrag |
Tot € 250,00 | € 225,00 | € 112,50 | € 450,00 |
Van € 250,01 tot € 750,00 | € 300,00 | € 187,50 | € 750,00 |
Van € 750,01 tot € 2.500,00 | € 600,00 | € 300,00 | € 1.500,00 |
Van € 2.500,01 tot € 5.000,00 | € 975,00 | € 562,50 | € 2.250,00 |
Van € 5.000,01 tot € 10.000,00 | € 1.350,00 | € 750,00 | € 3.000,00 |
Van € 10.000,01 tot € 20.000,00 | € 1.650,00 | € 937,50 | € 3.750,00 |
Van € 20.000,01 tot € 40.000,00 | € 3.000,00 | € 1.500,00 | € 6.000,00 |
Van € 40.000,01 tot € 60.000,00 | € 3.750,00 | € 1.500,00 | € 7.500,00 |
Van € 60.000,01 tot € 100.000,00 | € 4.500,00 | € 1.500,00 | € 9.000,00 |
Van € 100.000,01 tot € 250.000,00 | € 7.500,00 | € 1.500,00 | € 15.000,00 |
Van € 250.000,01 tot € 500.000,00 | € 10.500,00 | € 1.500,00 | € 21.000,00 |
Van € 500.000,01 tot € 1.000.000,00 | € 15.000,00 | € 1.500,00 | € 30.000,00 |
Boven € 1.000.000,01 | € 22.500,00 | € 1.500,00 | € 45.000,00 |
* bedragen aangepast aan de indexatie en geldig vanaf 01/11/2022
Voor de toepassing van dit artikel wordt het bedrag van de vordering vastgesteld overeenkomstig de artikelen 557 tot 562 en 618 van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bepaling van de bevoegdheid en de aanleg. Wanneer het geschil betrekking heeft op de titel van een uitkering tot onderhoud, wordt in afwijking van artikel 561 van hetzelfde Wetboek het bedrag van de vordering berekend, ter bepaling van de rechtsplegingsvergoeding, op basis van het bedrag van de annuïteit of van twaalf maandelijkse termijnen.
Art. 3. Voor de geschillen die betrekking hebben op niet in geld waardeerbare vorderingen bedraagt het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding € 1.800,00 het minimum bedrag € 112,50 en het maximum bedrag € 15.000,00.
Art. 4. In afwijking van de artikelen 2 en 3 worden de basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding voor rechtspleging bedoeld in artikelen 579 en 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek vastgesteld als volgt:
* | Basisbedrag | Minimumbedrag | Maximumbedrag |
Voorzitter van de arbeidsrechtbank | |||
Tot € 2.500,00 | € 54,69 | € 39,69 | € 69,69 |
Boven € 2.500,01 | € 109,29 | € 86,79 | € 131,79 |
Niet in geld waardeerbaar | € 54,69 | € 39,69 | € 69,69 |
Arbeidsrechtbank | |||
Tot € 249,99 | € 54,69 | € 39,69 | € 69,69 |
Van € 250,00 tot € 619,99 | € 109,29 | € 86,79 | € 131,79 |
Van € 620,00 tot € 2.500,00 | € 163,98 | € 133,98 | € 193,98 |
Boven € 2.500,00 | € 327,87 | € 282,96 | € 372,96 |
Niet in geld waardeerbaar | € 163,98 | € 133,98 | € 193,98 |
Arbeidshof | |||
Tot € 249,99 | € 72,91 | € 57,91 | € 87,91 |
Van € 250,00 tot € 619,99 | € 145,76 | € 123,26 | € 168,26 |
Van € 620,00 tot € 2.500,00 | € 218,67 | € 181,17 | € 241,17 |
Boven € 2.500,00 | € 437,25 | € 377,25 | € 497,25 |
Niet in geld waardeerbaar | € 218,67 | € 181,17 | € 241,17 |
* bedragen aangepast aan de indexatie en geldig vanaf 01/11/2022.
Art. 5. Voor de overeenkomstig artikel 1340 van het Gerechtelijk Wetboek ingediende vorderingen zijn de in artikel 2 bedoelde minimumvergoedingen van toepassing voor de fase van de procedure omschreven in de artikelen 1340 tot 1343,§2, van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 6. Wanneer de zaak wordt afgesloten met een beslissing gewezen bij verstek, en geen enkele in het ongelijk gestelde partij ooit is verschenen, is het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding dat van de minimumvergoeding.
Art. 7. Geen rechtsplegingsvergoeding wordt toegekend voor rechtsplegingen die rechtsbijstand beogen.
Voor het overige doet het gegeven dat rechtsbijstand wordt verleend geenszins afbreuk aan de toekenning van de in de vorige artikelen bedoelde vergoedingen.
Art. 8. De basis-, minimum- en maximum bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat overeenstemt met 105,78 punten (basis 2004); telkens als het indexcijfer met 10 punten stijgt of daalt, worden de sommen bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit met 10 procent vermeerderd of verminderd.