Wetsvoorstel kwalificatie van de geneesheren-deskundigen
Het medisch-gerechtelijk deskundigenonderzoek vormt voortaan een specifiek vakgebied dat almaar aan belang wint door het groeiend aantal geschillen en door de complexiteit van de dossiers.
De wijze waarop onze maatschappij evolueert en de veelvuldige, terzake geldende wettelijke instrumenten leiden tot tal van processen. Ook de almaar meer gespecialiseerde en performantere medische spitstechnologie geeft op haar beurt aanleiding tot tal van geschillen.
Tegen die achtergrond staat de arts-deskundige voor een almaar moeilijkere taak die een steeds zwaardere verantwoordelijkheid impliceert. Het is dus zaak dat een volkomen sluitende kwalificatie de uitoefening van die taak deugdelijk onderbouwt.
Uit een historisch perspectief is de functie van arts-deskundige geleidelijk gegroeid in de rand van een klinische praxis. Sinds een twintigtal jaren zijn de universiteiten gestart met een aanvullende opleiding in expertisegeneeskunde of in de evaluatie van lichamelijke schade. Die opleidingen verstrekken de medische en juridische kennis die vereist is om een deugdelijk deskundigenonderzoek uit te voeren. Ze behelzen tevens praktische stageperiodes die bij onderlegde deskundigen moeten worden gelopen. In de huidige stand van de gerechtelijke procedure, hoeft bij de aanwijzing van deskundigen door de hoven en rechtbanken, geen enkel bewijs ter staving van de specifieke vakbekwaamheid te worden voorgelegd en wordt in dat verband evenmin in enige bijzondere voorwaarde voorzien.
Om alle voormelde redenen, ware het passend dat elke aangewezen deskundige over een wettelijk geregelde kwalificatie zou beschikken.
Dit wetsvoorstel strekt ertoe, voor het gerechtelijk medisch deskundigenonderzoek, in een wettelijk onderbouwde kwalificatie te voorzien. Iedere deskundige die zijn functie opneemt zou, volgens de indieners van het wetsvoorstel, een diploma expertisegeneeskunde of een soortgelijk diploma moeten hebben behaald.