Centrum Letsel & Schade

Specialist verzekeringsgeneeskunde en medische expertise

Informatieve artikels

Informatieve artikels (42)

Wat is een MOZA?

De wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg introduceerde een nieuw subjectief vergoedingsrecht voor slachtoffers van medische ongevallen in de Belgische rechtsorde: het medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, kortweg MOZA.

Op grond daarvan kan een slachtoffer van een medisch ongeval en zijn na(ast)bestaanden een vergoeding krijgen van het Fonds voor Medische ongevallen (onderdeel RIZIV) indien er geen (bewezen) aansprakelijke zorgverlener is en het slachtoffer abnormale en ernstige schade heeft geleden. In bepaalde gevallen zal het Fonds voor Medische ongevallen ook tussenkomen indien de zorgverlener aansprakelijk is.

Welke schadegevallen komen in aanmerking voor het FMO?

Aan de volgende 3 voorwaarden moet er voldaan zijn:

  1. De schade is het gevolg van een feit dat is voorgevallen sinds 2 april 2010 (niet vroeger).
  2. De schade is het gevolg van een geneeskundige verstrekking.
  3. De schade is het gevolg van:

-       Ofwel een feit dat aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van een zorgverlener.

Als wij die zorgverlener verantwoordelijk achten, dan zullen wij de verzekeraar van de zorgverlener (of de zorgverlener zelf) vragen om de schade, hoe klein ook, te vergoeden.

-       Ofwel een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid.

Als wij de zorgverlener niet verantwoordelijk achten, dan vergoeden wij de schade enkel wanneer het ongeval niet het gevolg is van de toestand van de patiënt, een abnormale schade heeft veroorzaakt en beantwoordt aan de voorwaarden betreffende de ernst van de schade.

Bijna de helft van de arbeidsongevallen wordt geregeld zonder dat er enige arbeidsongeschiktheid is geweest. U werd in dat geval alleen vergoed voor uw eventuele medische kosten en verplaatsingskosten, tenminste als de verzekeringsonderneming het ongeval heeft aanvaard. Vanaf de datum van uw ongeval is er wel een herzieningstermijn van 3 jaar ingegaan. Tijdens die herzieningstermijn kan uw arbeidsgeschiktheid worden herzien indien uw gezondheidstoestand toch zou verergeren als gevolg van uw arbeidsongeval

Indien uw arbeidsongeval wel tot een arbeidsongeschiktheid heeft geleid, verschilt de regeling van uw arbeidsongeval naargelang de verzekeringsonderneming uw ongeval als arbeidsongeval heeft erkend of niet.

  1. De verzekeringsonderneming heeft u ongeval als arbeidsongeval erkend
  2. De verzekeringsonderneming heeft geweigerd om uw ongeval als arbeidsongeval te erkennen
  3. De verzekeringsonderneming twijfelt om uw ongeval als arbeidsongeval te erkennen

De OBSI (officiële Belgische schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit) is niet dwingend. Het is oude een tekst uit het Belgisch Staatsblad om de oorlogsslachtoffers te vergoeden. Het vormt voor de verzekeringsmaatschappijen een leidraad om de definitieve vergoedingen voor te stellen in de wettelijke overeenkomst- vergoeding.

Het begrip blijvende arbeidsongeschiktheid heeft niet dezelfde betekenis in het strafrecht, het burgerlijke aansprakelijkheidsrecht en het arbeidsongevallenrecht. De toekenning in gemeenrecht van een bepaald percentage blijvende arbeidsongeschiktheid is dan ook niet determinerend inzake arbeidsongevallen. Dit betekent dat volgens wet arbeidsongevallen het begrip arbeidsongeschiktheid anders kan zijn dan in gemeen recht.

Wat is gemeen recht?

Het slaat op elke verliespost die niet in de wet arbeidsongevallen kan vergoed worden. 

In wet arbeidsongevallen is de OBSI /de officiële Belgische schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit niet dwingend van toepassing. Wanneer een zaak in een expertise voor de arbeidsrechtbank wordt behandeld dan zal de OBSI slechts een illustratie zijn. Het slaat alleen op puur lichamelijke ongeschiktheid. Niet arbeidsongeschiktheid.

Het is normaal dat het percentage ongeschiktheid dat voor een bepaalde verwonding wordt toegekend niet overeenkomt met de graad van economische ongeschiktheid. Dit wil zeggen, verlies van potentieel op de arbeidsrechtbank.

Wat wordt hierover geschreven in de rechtsleer?

Hieronder citeren we:
1. Ankaert
2. V. Verdeyen
3. J.Put in arbeidsongevallen, ARON aflevering 54 (augustus 2019)

Citaat:” (1) De vaststelling dat de aansprakelijke derde enkel werd veroordeeld wegens het toebrengen van slagen en verwondingen zonder blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid verhindert de arbeidsrechtbank dan ook niet een deskundige aan te stellen om na te gaan of de getroffene voor de toepassing van de Arbeidsongevallenwet een blijvende arbeidsongeschiktheid vertoont. (2) De officiële Belgische schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit (OBSI) is niet imperatief van toepassing in de arbeidsongevallenwetgeving en vormt daar slechts een gewone aanwijzing; (3) en dan alleen nog maar voor de zuiver fysieke ongeschiktheid. (4) Het percentage ongeschiktheid dat in die schaal wordt toegekend voor een bepaald letsel, komt daarom niet overeen met de economische ongeschiktheid. (5)

Een expertiseverslag van een wetsdokter die in opdracht van de rechtbank een deskundig onderzoek uitvoert, vormt een advies voor de rechtbank. Het heeft niet de kracht van een bindend expertiserapport voor de rechtbank. Het is de arbeidsrechtbank die vaststelt wat de weerslag is van de fysieke invaliditeit op het economisch potentieel.

Wanneer de rechtbank en de advocaten van beiden partijen het advies van de expert aannemelijk vinden, dan is er sprake van bekrachtiging van deskundig verslag. Voor de gerechtsdienaars citeer ik hierna de toepasselijke rechtspraak zoals te vinden in JURA - KLUWER digitale bibliotheek 
(6)Arbh. Brussel 20 september 1974, AR nr. 1289, onuitg.; Arbh. Brussel 10 januari 2011, Soc.Kron. 2011, 258; Arbh. Brussel 26 november 2012, RGAR 2013, afl. 6, nr. 14992.
(7)Arbrb. Charleroi 18 februari 1971, TSR 1972, 54; Arbh. Brussel 26 juni 2006, onuitg.
(8)Arbh. Brussel 11 februari 1980, RGAR 1981, nr. 10321.

Het is de taak van de rechtbank om de vermindering van de waarde op de arbeidsmarkt te beoordelen. Om de kansen van nieuwe aanwerving bij een andere werkgever af te wegen zal de rechtbank rekening houden met sociaal-economische factoren. Die toetsstenen zijn niet wettelijk vastgelegd.

Het is een steeds weerkerende vraag die patiënten bij behandelende artsen en raadsdokters stellen: “dokter, waarop is dat percentage van x % dan gebaseerd ? Zal ik dat % aannemen?” Hierop kan geen rekenkundig antwoord op worden gegeven. De experten hebben geen exacte meetlat. En als het dan toch met een meetlat moet gequoteerd worden dan spelen de volgende rekbare begrippen mee.
Een mengeling van waardering van de volgende parameters:
 vakkennis
 behaalde diploma’s
 reeds doorlopen carrière
 leeftijd
 omscholingsmogelijkheden (Nederlandstalig?, kan met de pc werken?, geletterd of niet?)
 de economische situatie, conjunctuur (niemand weet of er nog pandemieën volgen die onze economie blokkeren)

Wat is hierover in de rechtsleer te vinden?

We citeren ARON, ibidem blz 147

Hoe vakkundig de arts-deskundige ook is op medisch vlak voor het beoordelen van de fysieke invaliditeit, toch komt het aan de rechter toe de weerslag van de fysieke invaliditeit op het economisch potentieel te bepalen (6), eventueel na aanstelling van een andere deskundige. (7) Het verslag van de deskundige geldt als advies waarvan het de rechter vrij staat af te wijken. Om de heraanwervingskansen van de getroffene te bepalen en de socio-economische factoren vast te stellen die zullen moeten in acht genomen worden om de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid te ramen, kan de rechter een psychotechnicus aanstellen, die geen arts is, voorzover de opdracht die hem wordt toevertrouwd geen medisch karakter heeft. (8) De psychotechnicus, be-last met de weerslag van de economische en sociale factoren, mag in de beoordeling van de kansen tot herklassering van de getroffene evenwel de ongeschiktheden, voort-spruitend uit de medische invaliditeit, niet miskennen. De verschillende elementen die de arbeidsongeschiktheid uitmaken, vormen een geheel dat moeilijk te splitsen is. (9)

Er is een schrijnend tekort aan de zogenaamde psycho technici om de rechtbank advies te geven. In Vlaanderen wordt soms ergoloog Eric Brosens te Edegem aangesteld. Deze is een jurist die zich verder heeft bekwaamd in ergologie. Deze ergoloog wordt “domeindeskundige genoemd”.  Hij kan als expert door de gerechtsdeskundige voor bijstand worden ingeschakeld.

Als specialist verzekeringsgeneeskunde had ik de eer om doortastende studies van deze ergoloog te verwerken in mijn adviezen voor de slachtoffers en rechtbanken. In de rechtspraak van de arbeidsrechtbanken en arbeidshoven in gans Vlaanderen merken we meer en meer dat de magistraten meer oog willen hebben aan de concrete arbeidssituatie op de algemene arbeidsmarkt. Door de toename van personeel uit bijvoorbeeld de Oostbloklanden, met een specifieke vakkennis op de meest uiteenlopende domeinen, wordt de concurrentiepositie vanuit een andere optiek bekeken. Bijvoorbeeld vitale zestig minners bieden hun skills aan in sectoren met knelpuntberoepen. Bijvoorbeeld de hoefsmid voor de manèges van de politie en private manèges, kraanmannen en kraanvrouwen in de havens van Antwerpen en Zeebrugge die geen last hebben van hoogtevrees. Of sterke mannen die onze grachten graven voor bekabeling onder voetpaden.

Volgens de Belgische grondwet mag er niet gediscrimineerd worden. de nationaliteit mag geen factor zijn bij het evalueren van het concurrentievermogen op de arbeidsmarkt. In wezen kan het niet meespelen bij het bepalen van de blijvende arbeidsongeschiktheid. In het algemeen wordt de nationaliteit van het slachtoffer uit de beoordeling geweerd. Daarover bestaat rechtsleer en rechtspraak die we in dit kort bestek achterwege laten. Het is te raadplegen in AARON ibidem blz.153.

We kunnen niet naast het feit dat de arbeidsmarkt volledig in beweging is. Volgens de krant de standaard spreekt 1 op 2 kinderen in een lagere school van de stad Antwerpen thuis geen Nederlands als moedertaal.

In een aparte titel worden de toetsstenen van sociaal-economische aard behandeld. Zie hierover ook mijn e-book: “ Expertise arbeidsongevallen in mensentaal” www.centrum-letselschade.be”.

Gemeenteraden (ééngemeentezone) en politieraden (meergemeentezones)
mogen zich laten herverzekeren voor de kosten van arbeidsongevallen.
Omzendbrief nr. 429 van 6 maart 1996 geeft de rol van beide partijen in deze
procedure aan. Zo heeft de herverzekeraar alleen een aandeel in de financiële
aspecten met de werkgever. De onderneming blijft een derde ten aanzien van
het slachtoffer en kan niet in de plaats worden gesteld voor de rechten en
plichten van de werkgever, die eigen verzekeraar van het slachtoffer is.
Ondanks deze richtlijnen laten heel wat politiezones zich in praktijk adviseren
door de verzekeringsmaatschappijen. Of ze laten hen beslissen of optreden als
bemiddelaar. Om dergelijke foutieve tussenkomsten in de toekomst te
vermijden, wees minister van Binnenlandse Zaken, Joëlle Milquet, alle
partijen nog eens op hun verantwoordelijkheden in de omzendbrief GPI 70.
Politieambtenaren moeten niet ingaan op verwittigingsbrieven of
aanmaningsbrieven die ze rechtstreeks van de herverzekeraar krijgen. Die
heeft immers alleen de werkgever en eventueel de GGD (Medex) als
gesprekspartners. De herverzekeringsonderneming mag een arbeidsongeval
wel laten opvolgen door een eigen ‘raadsgeneesheer’. GPI 70 benadrukt dat de
artsen van de herverzekeraar ‘geen enkel medisch gezag hebben tegenover het
personeelslid’.

NOTA

De Raad van State vernietigde (ARREST 226000 VAN 9 JANUARI 2014) de
volgende zin in de GPI 70 van 30 juli 2012 betreffende de herverzekering
voor de vergoeding voor arbeidsongevallen en de rol van de
herverzekeringsondernemingen: “het personeelslid is dan ook gehouden zich,
op vraag van de overheid, aan een dergelijk onderzoek te onderwerpen met het
oog op het vaststellen van de aan het juridisch erken arbeidsongeval gelinkte
financiële reserves voor de herverzekeringsonderneming en het uitbetalen van
voorschotten.”

U is langdurig ziek. U krijgt een oproeping om te zien of u terug kan gaan werken in een of andere functie. Sommige van mijn patiënten zijn twijfelgevallen: geen zware arbeidsongeschiktheid en dus mogelijk inzetbaar in een lichtere job met weinig fysieke inspanningen.

Er bestaan veel lichte functies waarin invaliden kunnen ingeschakeld worden.

De adviserende arts van de ziekte- en invaliditeitsverzekering is een van de partijen die een re-integratietraject kan opstarten. Hoe gaat dat in zijn werk? Wat is het verschil met trajecten die door werkgever of werknemer worden opgestart?

Hoe word ik betaald ?

De re-integratiewetgeving laat niet alleen werknemers en werkgevers toe om op eigen initiatief een traject op te starten voor een langdurig zieke werknemer. Ook de adviserende arts van de mutualiteit kan dat doen.

Waarom start de mutualiteit een re-integratietraject?

Vanuit de FOD Volksgezondheid hebben de mutualiteiten objectieven gekregen om langdurig zieken te re-integreren. Eind 2018 werd ongeveer 17% van de re-integratietrajecten opgestart door de mutualiteit. Een cijfer dat nog zal toenemen.

Hoe wordt dat opgestart ?

Een eerste selectie door de mutualiteit bepaalt welke langdurige zieke werknemers in aanmerking komen.

De eerste maand dat een werknemer uitvalt en niet kan komen werken valt hij terug op gewaarborgd loon. De werkgever betaalt hem of haar in die periode verder uit.

Vanaf de tweede maand ziekte voorziet de mutualiteit in een uitkering. Op het einde van de tweede maand gaat ze na of de werknemer binnenkort opnieuw aan de slag kan. Is dat binnenkort het geval (bv. na een gebroken been), dan gebeurt er verder niets. Kijkt de werknemer aan tegen een (zeer) lange revalidatie (bv. therapie na kanker), dan is een re-integratietraject ook niet aan de orde. Alle andere situaties van langdurige ziekte komen wel in aanmerking.

De adviserende arts stuurt deze medewerkers door naar de bedrijfsarts. Die laatste beoordeelt of er van re-integratie sprake kan zijn.

Geen voldoende “ verlies van economisch vermogen”: wat betekent dat ?

De wetgeving rond ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bepaalt dat artsen van de mutualiteit het ‘economisch vermogen’ van werknemers in verhouding tot hun gezondheid kunnen beoordelen.

Om geschikt te zijn voor de arbeidsmarkt, moet een werknemer minstens 66% arbeidsgeschikt zijn. De eerste zes maanden kan bekeken worden of het nog mogelijk is om binnen de eigen beroepscategorie te worden tewerkgesteld. Daarna wordt breder op de arbeidsmarkt gekeken.

Zo kan het gebeuren dat in de loop van een re-integratietraject de mutualiteit constateert dat er geen economisch onvermogen meer is. De werknemer wordt op dat moment geschorst door de mutualiteit en verliest zijn uitkering. Omdat het over een lopend re-integratietraject gaat, springt de RVA financieel bij. De werkgever moet dan een C3.2 uitschrijven, vanwege overmacht door tijdelijke werkloosheid.

Ook tijdens een re-integratietraject dat niet door de mutualiteit is opgestart, kan de mutualiteit vaststellen dat er geen 2/3de economisch onvermogen meer bestaat.

Wie betaalt de kosten van een door de mutualiteit opgestart re-integratietraject?

De welzijnswetgeving bepaalt dat de werkgever de kosten moet dragen van de verplichte medische onderzoeken in het kader van de welzijnswetgeving. Dat geldt dus ook voor het re-integratieonderzoek, ongeacht wie het aangevraagd heeft.

Is er een verschil met trajecten die opgestart worden door werknemer of werkgever?

In principe niet. Er is wel een uitzondering. Wanneer de adviserende arts een traject opstart dan neemt de bedrijfsarts geen beslissing E (re-integratie nog niet mogelijk om medische redenen).

Voor betwistingen kan u bij de arbeidsrechtbank terecht.. Het is aangewezen op een advocaat te nemen die ervaring heeft in medisch recht en verdediging slachtoffers. Dat heet “ letselschade advocaat “.

De bedoeling van dit boekje is om het slachtoffer wegwijs te maken. 

In mensentaal !

Dokter Mike-Michel Van Loo en collega’s van Centrum Letsel&Schade Expertise hebben een jarenlange ervaring in de behandeling van dossiers van arbeidsongevallen. Uit de grote hoeveelheid archief materiaal is een keuze gemaakt. De meest voorkomende vragen sinds jaren therapie en verdediging zijn opgelijst.

Met de bedoeling het slachtoffer snel en doeltreffend te helpen werden in dit boekje de voornaamste pistes opgenomen. Er worden bewust bepaalde onderwerpen overgeslagen (zoals het dodelijk ongeval). Ook berekeningswijzen van wettelijke vergoedingen laten we over aan de gespecialiseerde diensten. We bedanken nogmaals de maatschappelijk werkers van het FONDS ARBEIDSONGEVALLEN ( thans Fedris) die kosteloos de slachtoffers te woord staan in de regionale loketten.

In de schoot van INSTITUUT MEDISCHE VERDEDIGING is het initiatief ontstaan om de patiënt in gewone mensentaal te documenteren. Er is in de werkgroep vastgesteld dat dezelfde vragen systematisch voorkomen in het dokterskabinet. Deze samenvatting zal nuttig zijn voor elke arts, kinesist, maatschappelijk werker. We kunnen niet voor iedereen een volledig antwoord geven.

In een streven naar eenvoud wordt eenvoudige terminologie gebruikt. De vakpersonen die in dit boek daar wel naar zoeken vinden zeker hun gading in de databanken van de gespecialiseerde bibliotheken, google, allerhande publicaties. We kunnen de vaklieden zoals dokters, advocaten, vakbonden, via andere wegen zeker helpen bij het opstellen van vorderingen voor de rechtbank. Wij doen de medische omkadering. We geven ook bijstand voor het goed verloop van de medische expertise.

Voor degene die meer gedetailleerde informatie wil: u kan ons team van Centrum Letsel Schade Expertise via mail vragen stellen. Al degenen die werkzaam zijn in de behandeling van arbeidsongevallen worden uitgenodigd om ons te documenteren met informatie die voor ons boekje van dienst kan zijn. Het slachtoffer is ermee gediend. De geneeskunde evolueert . Nuttige voorbeelden uit de rechtspraak en expertise beslissingen zijn welkom. Stuur ons uw opmerkingen gerust op. We houden ook rekening met uw correcties of vernieuwingen die ons worden gesignaleerd.

Dokter Michel Van Loo

Dokter Jan Claessens

Dokter Serge Privalenko

Met dank aan advocaat Ward Van Loo. Deze letselschade advocaat werkte mee aan de informatie rond wetgeving.

---

U kan het ebook door hier te klikken gratis downloaden.

Als u na een arbeidsongeval hulp van iemand anders nodig hebt om dagelijkse handelingen uit te voeren (bijvoorbeeld om u te wassen, te eten of u te verplaatsen), kan de deskundige dokter van de rechtbank of de medische dienst van de verzekeringsmaatschappij beslissen om u een aanvullende vergoeding toe te kennen: de vergoeding voor hulp van derden.

Die vergoeding moet hulp van een derde financieren. Daarom ontvangt u hem niet langer zodra je 91 opeenvolgende dagen gehospitaliseerd bent.

Hoe wordt de hulp van derden geschat?

De dokter baseert zich op een rooster met een aantal stellingen over 6 essentiële handelingen in het dagelijkse leven:

  1. u verplaatsen;
  2. voedsel nuttigen of bereiden;
  3. voor jouw persoonlijke hygiëne instaan en je kleden;
  4. uw woning onderhouden en huishoudelijk werk verrichten;
  5. leven zonder toezicht, je bewust zijn van gevaren en gevaar kunnen vermijden;
  6. kunnen communiceren en sociaal contact hebben.

Hoe beperkter die mogelijkheden, hoe meer hulp van derden u nodig hebt en hoe hoger de vergoeding die u wordt toegekend.

Hoe wordt de vergoeding voor hulp van derden berekend?

Het maximale jaarlijkse bedrag van de vergoeding voor hulp van derden bedraagt 12 keer het gewaarborgde gemiddelde minimummaandinkomen. Dat wordt bepaald door de Nationale Arbeidsraad en wordt regelmatig geïndexeerd.

De vergoeding voor hulp van derden kan ook worden verminderd als u door een nieuwe prothese minder hulp van derden nodig hebt.

Van die vergoeding worden geen socialezekerheidsbijdragen en geen bedrijfsvoorheffing afgehouden.

 

Besluit: u laat zich best op voorhand beraden door een onafhankelijk expert verdediging letselschade.

U hebt als slachtoffer een arbeidscontract. U is ten laste van het ziekenfonds. Het ziekenfonds beslist na een termijn dat u terug moet kunnen werken.

U betwist de verplichte tewerkstelling. U tekent hoger beroep aan bij de arbeidsrechtbank.

Wie betaalt wat ondertussen, in afwachting van een vonnis van de arbeidsrechtbank ?

U hebt bijvoorbeeld een gebroken arm opgelopen door een privaat ongeval thuis.Na een operatie en 3 maanden herstel lijkt alles terug in orde te zijn. Dat vindt ook de adviserend geneesheer van het ziekenfonds: de werknemer kan weer gaan werken. U is van mening dat u nog niet kan gaan werken. U vreest dat uw pijn nog kan verergeren. Of u is bang dat de arm nog niet sterk genoeg is om het werk te hervatten...

De arbeidsgeneesheer oordeelt dan ook dat de werknemer helemaal nog niet kan gaan werken. Waarvan moet u als slachtoffer dan leven in afwachting van het moment dat dit allemaal wel terug lukt? 

Procederen tegen het ziekenfonds

De beslissing van het ziekenfonds om geen uitkeringen meer te betalen, kan men aanvechten bij de arbeidsrechtbank. De procedure kan een lange tijd in beslag nemen. Als u geen vordering stelt dan valt u figuurlijk tussen twee stoelen.

De RVA is een vangnet. U behoudt uw arbeidscontract, de RVA betaalt voorlopige uitkeringen. Dit gebeurt in afwachting van een vonnis.

Uitkeringen van de RVA: het principe

De RVA kent een systeem van zgn. tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Iemand die geen uitkeringen meer krijgt van het ziekenfonds, maar toch nog niet in staat blijkt om zijn job te doen, kan daar een beroep op doen. Dit heeft te maken met het feit dat ‘arbeidsongeschikt zijn’ in het kader van de ziekteverzekering niet hetzelfde is als voor de Arbeidsovereenkomstenwet. In het eerste geval beoordeelt men het algemener (= 66% of meer van zijn vermogen tot verdienen verloren zijn) dan in het tweede geval (= kan men zijn normale taken nog uitoefenen?).

U­itkeringen we­­gens overmacht staat nu ook open in de eerste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid.

Voorwaarden. De RVA kan de werknemer ook zelf aan een onderzoek onderwerpen.

Wanneer de RVA arts dezelfde mening toegedaan is als die van het ziekenfonds dan valt de werknemer alsnog tussen ‘drie’ stoelen. Om dat te vermijden, vraagt men het best eerst de mening van de arbeidsgeneesheer. Als die oordeelt dat men nog arbeidsongeschikt is, dan komt er zelfs geen onderzoek. Daarnaast zal de werknemer ook enkel uitkeringen krijgen als het voor de RVA duidelijk is dat er geen (lichter) vervangingswerk voorhanden is. In dat opzicht kan een verklaring van u dan weer wonderen doen.

Uitkeringen van de RVA: praktisch

De uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid wegens overmacht bedragen 65% (gezinshoofd) of 60% (an­­deren) van het (tot € 1.178 begrensde) brutoloon. De aanvraag moet gebeuren via een formulier C 3.2, de vakbond van de werknemer of uw sociaal secre­­tariaat kennen die procedure wel. Let op! Het gaat om uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid, men kan dit stelsel dus niet eindeloos ‘genieten’. Het heet “ voorlopige werkloosheidsuitkeringen wegens overmacht”.

 

Besluit: de arbeidsgeneesheer speelt hierin een belangrijke rol. De bijstand door een eigen expert, onafhankelijke raadsdokter, is voor het slachtoffer een grote hulp en steun.

Het hof van cassatie bevestigde in zijn arresten van 18 september 1981, 15 maart 1985 en 21 januari 1999 dat artikel 6.1 van het EVRM bepaalt dat eenieder recht heeft op een eerlijke behandeling van zijn zaak en dat het de rechter toekomt feitelijk te toetsen of de aangestelde deskundige voldoet aan de voorwaarden van de onafhankelijkheid aangezien hij hiermee de rechtsgevolgen preciseert die de overeenkomst heeft en dit onder de uitlegging die hij geeft aan de overeenkomsten valt.

In dit laatste arrest bevestigt het hof van cassatie de uitspraak van het hof van beroep te Brussel van 6 juli 1995 dat besliste dat de aanstelling van een onafhankelijke deskundige aan de voorzitter van de rechtbank kan worden gevraagd telkens de verzekeraar weigert over te gaan tot de aanstelling van een deskundige die aan de voorwaarden van onafhankelijkheid beantwoordt. (Cass, 15 maart 1985, Arr. Cass. 15 maart 1985, 428; Cass., 21 januari 1999, Arr.Cass., 1999, 35; Corr. Tongeren, 17 september 1965, R.G.A.R., 1967, nr. 7825; Noot B. VAN DEN BERGH “De bindende derden beslissing: toch niet zo bindend?” onder Antwerpen, 6 juni 2006, R.W. 2008-2009, 1477)

Ook de Nationale Orde van Geneesheren benadrukt de belangrijkheid van de onafhankelijkheid van de geneesheren bij een minnelijke expertise.

 

In zijn advies van 26 september 2002 verklaart het Bureau van de Nationale Orde van Geneesheren dat “Wanneer er meerdere experts zijn, moet elk van hen ten opzichte van alle partijen blijk geven van dezelfde onafhankelijkheid, dezelfde objectiviteit en dezelfde onpartijdigheid, zelfs indien elk van de partijen één van hen moest kiezen. Elke minnelijke expertise houdt inderdaad in alle omstandigheden onafhankelijkheid, onpartijdigheid, rechtschapenheid en bekwaamheid in vanwege alle aangewezen experts”. (zie ook P. LURQUIN, Le traité de l’expertise en toutes matières, I, Bruylant, 1985, 22 - 24 nr. 13 en 15; J. TINANT, “L’expertise médicale amiable : principes et modalités”, Questions de droit des assurances, Ed. jeune barreau de Liège 1996, I, 487; M. BEERENS & L. CORNELIS, “De aansprakelijkheid van de deskundige in privaatrechtelijke geschillen”, Deskundigenonderzoek in privaatrechtelijke geschillen., Intersentia Rechtswetenschappen, 2000, 154, nr. 12; P.H. DELVAUX, “La responsabilité des experts”, L’expertise, colloque UCL, Bruylant 2002, 19-20; M. STORME, “Het ongemak van de gerechtelijke expert”, Liber amicorum Lucien Simont, Bruylant 2002, 214 – 215.)

Dat zelfde advies stelt dat “... elke arts die een expertiseopdracht vervult moet onafhankelijk en onpartijdig zijn zowel ten opzichte van de persoon die hem als expert koos als ten opzichte van de andere personen betrokken bij de expertise. Dit principe wordt trouwens uitdrukkelijk bekrachtigd door artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, terwijl artikel 121 preciseringen geeft over de voorwaarden en modaliteiten van deze onafhankelijkheid.”

Terwijl het advies zelf later toegeeft dat deze principes in de praktijk helemaal niet altijd worden geëerbiedigd. En dat deze situaties, blijkbaar steeds frequenter, die ook het rechtvaardige karakter van het proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, in gevaar kunnen brengen, zouden meer moeten aangeklaagd en bestreden worden, vooral in het medische domein.”

Het advies van de Nationale Raad van 12 april 2003 beklemtoont nogmaals dat de onafhankelijkheid van de raadsarts erg belangrijk is: In de eerste plaats dient beklemtoond te worden dat iedere arts die belast is met een deskundigenonderzoek, ongeacht of het gaat over een gerechtelijk of minnelijk, een tegensprekelijk of eenzijdig onderzoek, onpartijdig en onafhankelijk moet zijn bij de vervulling van zijn opdracht. Deze eigenschappen zijn immers inherent aan om het even welk deskundigenonderzoek.”

Dit advies definieert ‘onpartijdig’ en ‘onafhankelijk’ als volgt:

Deze begrippen betekenen in de eerste plaats dat de deskundige volledig onafhankelijk moet zijn van de partijen in het geding en geen enkele band mag hebben met het geschil waarin het deskundigenonderzoek bevolen is.

In een ruimere zin betekenen onafhankelijkheid en onpartijdigheid bovendien dat de deskundige zijn opdracht moet vervullen in volledige objectiviteit, zonder beïnvloed te worden door enige druk, zoals druk door een overheid, een corporatie of de publieke opinie, noch door het nastreven van een persoonlijk belang, bijvoorbeeld de wil om een rechter, een advocaat of één van de partijen te behagen in de hoop andere opdrachten te krijgen, noch door filosofische, godsdienstige, politieke, culturele, taalkundige of andere opvattingen.”

Een beetje verder stelt het advies dat “Artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij de wet van 10 juni 2001 betreffende de onttrekking en wraking, bepaalt, in combinatie met artikel 966, dat “Iedere rechter [of deskundige] kan worden gewraakt […] : 1° wegens wettelijke verdenking”.

De wettelijke verdenking is een omstandigheid die in de geest van een partij de gewettigde vrees doet ontstaan dat een rechter geen uitspraak kan doen of een deskundige geen technisch advies kan verstrekken op objectieve en onpartijdige wijze.”

Tot slot wordt erop gewezen dat de code van de Nationale Orde van Geneesheren in artikel artikel122 de arts oplegt ‘... zijn beroepsonafhankelijkheid volledig [te] behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen.
Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn geweten handelen.”

Ook in het recent advies van 20 september 2014 betreffende de aanwijzing van artsen als deskundigen in het kader van een rechtsprocedure, wordt nogmaals gewezen op het recht dat partijen hebben op een objectief, met redenen omkleed en onpartijdig advies te verwachten, en dat zelfs elke schijn van partijdigheid dient vermeden te worden, wat volgens de Raad van State inhoudt dat er voldoende waarborgen aanwezig moeten zijn om elke gewettigde twijfel omtrent zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid uit te sluiten (zie ook RvS, voltallige verg., nr. 169.314, 22 maart 2007, JLMB, 2007, p. 677; Rb. Antwerpen, 12 december 2006, Bull. Ass., 2007, p. 475; zie ook: J. VERLU en R. ERGEC, ‘Convention européenne des droits de l’homme’, RPDB, complément VII, 1990, nr. 543 e.v.; D. MAYEURS en P.. STAQUET, ‘L’expertise en droit médical’ in L’Expertise, Commentaires pratiques, Kluwer 2007, Titre IV, chapitre 1er, p. 56-57).

De Raad wijst erin dit advies op dat “de kwestie die onder de geneeskundige vallen technische en zeer specifieke kwesties zijn. De door de deskundige verstrekte antwoorden zijn dikwijls verwoord in een technische, soms hermetische taal voor leken die niet vertrouwd zijn met de geneeskundige. Deze techniciteit en specificiteit verklaren waarom juristen zich doorgaans baseren op de conclusies van de deskundige zonder noodzakelijkerwijze de relevantie ervan te kunnen beoordelen. Gelet op deze realiteit is het dan ook niet alleen belangrijk dat de arts-deskundige zijn opdracht op een gewetensvolle, objectieve en onpartijdige wijze uitvoert, maar ook dat geen enkele gewettigde verdenking rijst over zijn objectiviteit en onpartijdigheid.

De Raad is van oordeel dat “dergelijke verdenking onvermijdelijk rijst wanneer de deskundige zich rechtstreeks of onrechtstreeks in een situatie van economische afhankelijkheid bevindt omdat hij diensten ook aanbiedt aan één van de partijen – of het nu een verzekeringsmaatschappij is of zijn werkgever (bv. een ziekenhuis) of om het even welke andere rechtspersoon of natuurlijke persoon met wie hij zakenrelaties onderhoudt”.

Hoewel dit advies gegeven was naar aanleiding van de aanstelling van een arts als expert in een rechtsprocedure wijst de Raad erop dat “... ook al verstrekt de deskundige slechts een niet-dwingend advies, de doorslaggevend invloed die dit advies in de praktijk heeft, vergt dat de deskundige blijk geeft van onpartijdigheid en objectiviteit en geen gewettigde verdenking ten aanzien van zijn persoon op grond van zijn professionele en persoonlijke situatie mag wekken”.

Aangezien de Raad wijst op het belang dat dergelijke onpartijdigheid en objectiviteit heeft bij een niet-dwingend advies, geldt dit a fortiori op een bindend advies.

De Raad wijst er verder ook op dat “het gering aantal artsen-deskundigen (...) geen reden (is) om deze vereiste van onpartijdigheid en van de afwezigheid van gewettigde verdenking te nuanceren of zelfs af te zwakken. Het toont integendeel aan hoe belangrijk het is dat de verschillende faculteiten geneeskunde bijzondere aandacht schenken aan de opleiding van dit medisch specialisme”.

En dat de arts bij de aanvaarding van zijn opdracht – ook bij MME’s – een curriculum Vitae zou moeten voorleggen met een overzicht van zijn beroepsactiviteiten (opleidingen, publicaties, werkzaamheden inzake technisch advies als bijstandarts of als adviserend arts van een verzekeringsmaatschappij, klinische werkzaamheden, werkzaamheden als arts-ambtenaar, onderzoekswerkzaamheden, enz...), evenals een verklaring op eer aangaande het al dan niet bestaan van een belangenconflict.

Voorts is de Raad er voorstander van enkel de geneesheren die de specialisatie in verzekeringsgeneeskunde en medische expertise hebben genoten, en extra gesensibiliseerd zijn over het belang van de specifieke deontologie en ethiek die hiermee gepaard gaan, als expert zou mogen optreden, in plaats van de verkrijging van de titel op basis van verworden rechten (zoals nu veelal gebeurt) waardoor belangenconflicten zouden worden vermeden.

Indien blijkt dat de raadsarts niet onpartijdig en onafhankelijk optrad, kan dit aanleiding kan geven tot aansprakelijkheid van de raadsdokter.

( HANNEQUART, “L’expertise et le procès en responsabilité”, Mélanges R.O. Dalcq, Larcier 1994, 44 en vlgde. nr.10-17; P.H. DELVAUX, “La responsabilité des experts”, L’expertise, colloque UCL, Bruylant 2002, 20; )

ZIe in dit verband  de studies van volgende rechtsgeleerden. TILLEMAN, B., Gerechtelijk deskundigenonderzoek, die Keure, 2002, nr. 31, p.171; SIMONT, L., “Contribution à l’étude de l’article 1592 du Code Civil”, Mélanges offerts à Pierre Van Ommeslaghe, Brussel, Bruylant, 273.)

thematiek onredelijke of arbitraire beslissingen, grove vergissingen

Partijen kunnen zich onmogelijk verbonden hebben kennelijk onredelijke of arbitraire beslissingen te aanvaarden (B.TILLEMAN, l.c., Gerechtelijk deskundigenonderzoek, 171, nr. 33; Antwerpen, 18 oktober 2006, R.W. 2007-2008, 829; Antwerpen 1 maart 1994, R.W. 1994-1995, 232; Rb.Hasselt 25 maart 1993, T.B.B.R. 1994, 425; Antwerpen, 14 november 2001, R.W. 2003-2004, 908; Antwerpen, 25 april 2005, R.W. 2006-2007, 726; Antwerpen, 23 februari 2005, R.W. 2007-2008, 31., Cass, 31 oktober 2008, R.W. 2009-2010, 1258)

Ook materiële of grove vergissingen in de besluitvorming van de deskundige kunnen ongedaan gemaakt worden door de rechter (Cass, 30 juni 1966, R.W., 1966-1967, 1223; Antwerpen 18 oktober 2006, R.W. 2007-2008, 829, Gent 11 oktober 1994, A.J.T. 1994-1995, 237, noot B. De Temmerman).

De VDAB (Vlaamse dienst voor arbeids bemiddeling) publiceerde een lijst met codes van de problematieken voor de indicatie van arbeidshandicap en de toekenning van het recht op bijzondere tewerkstellingsmaatregelen.

Klik hier voor deze lijst.

Op dezelfde webpagina van de VDAB (klik hier) kan u tevens het standaard formulier vinden voor de aanvraag tot medisch / psychisch / psychologisch advies. In het kader van de ondersteuning van personen met een arbeidshandicap door VDAB/GTB op het vlak van tewerkstelling, is deze verklaring nodig met betrekking tot de medische / psychische / psychologische moeilijkheden personen ondervinden op de arbeidsmarkt.
Om deze personen gepast te begeleiden is het belangrijk dat deze beperkingen worden bevestigd door een arts (specialist).

Copyright © 2013. All Rights Reserved.